zaterdag 8 oktober 2011

Feest

Ik ben klaar met werken. Ik loop de dierenwinkel uit, op weg naar het station. Op de stoep zit een blinde man vast tussen zeven geparkeerde fietsen. Hij tikt met zijn stok om zich heen, hij draait en keert, maar overal om hem heen staan fietsen. Hij zit vast. De mensen op straat kijken toe. De man tikt en tikt. Het loopt dood, roept iemand.

Ik ben op een feest. De uitgeverij die mijn boek uit gaat brengen, bestaat twintig jaar. Ik ben uitgenodigd, ik hoor erbij, ik ben een echte schrijver.
Omdat ik moest werken in de dierenwinkel, kom ik pas binnen op het feest als het feest al lang bezig is. In de trein hebben mijn vriendin en ik patat gegeten. Ras patat met mayonaise. De mayonaise smaakte naar verse eieren.
Tafels met warm eten zover het menselijk oogt reikt. Aan de bar mag je zoveel drinken bestellen als je wilt, je hoeft er niet voor te betalen.
Yvonne K., de beroemde schrijfster, loopt voorbij. Ze blijkt honderdvijftig centimeter lang, dat is niet veel voor iemand die het malle idee in haar hoofdje heeft gehaald dat ze gelijkwaardig is aan de man. Het kan natuurlijk ook dat de uitgeverij een dwergdubbelganger van Yvonne K. heeft ingehuurd. Ter vermaak van de gasten. Ik durf het niet te vragen. Ik zak door mijn knieën en kijk of ik nog meer dwergdubbelgangers zie, maar die zie ik niet.
Ik word voorgesteld aan Luc de Vos, één van mijn helden, van wiens muziek ik hartstochtelijk veel houd. Als ik hem een hand geef, val ik bijna om. Ik zak ineens door mijn linkerknie. Even vrees ik dat die duivelse dwergdubbelganger met haar kopje tegen mijn knieholte is gebotst. Maar ik zie het onding nergens. Luc blijkt een nog geweldiger mens dan ik durfde te hopen en ik denk dat we voor eeuwig vrienden zijn geworden.
Alle Belgische schrijvers zijn met een bus naar het feest vervoerd. Plots is er consternatie. De bus vertrekt! De Belgische schrijvers gaan op een rij staan en wachten tot ze het signaal krijgen in de bus te mogen stappen.
De bekende geschiedenisschrijver Geert M. loopt voorbij. Hij zet zijn glas rode wijn op ons tafeltje neer en loopt door. Ik kijk naar het glas en zeg tegen mijn vriendin, wat zouden we daarvoor kunnen krijgen, als we dat glas op Marktplaats.nl zetten? Een ober vraagt of hij het glas mee kan nemen. Ik zeg, helaas niet. Straks komt Geert terug, ziet dat zijn glas weg is en dan heb je de poppen aan het dansen.
Als Geert na een half uur nog niet terug is, sla ik zijn glas wijn achterover. Moge zijn schrijverskracht in mij overvloeien. Ik voel geen schrijverskracht, wel een brok as in mijn mond.
Het feest nadert zijn einde, we trekken onze jassen aan. Samen met wat schrijvers wachten mijn vriendin en ik op de bus die naar het station gaat. De bus komt, we stappen in. Één van de schrijvers gaat in het gangpad staan, hij verbergt zijn dronkenschap niet, hij schreeuwt tegen de passagiers dat hij een groot schrijver is. Of ze wel weten wie hij is. De mensen kijken naar buiten of kijken op hun telefoons of ze nog mail hebben. De bus maakt een bocht, de schrijver pakt een stoel vast. Ik zie dat zijn gezicht even verkrampt. Dan vult de bus zich met een weeïge strontlucht. De schrijver laat de stoel los, steekt zijn vuist in de lucht en roept, naar mijn huis chauffeur: nog één wijntje bij mij thuis!