woensdag 30 december 2009

Enkel

Ik hoorde een man met een gitaar tegen een vrouw met sluik haar fluisteren: "Ik wil je enkel nog beminnen."
Die vrouw had geen benen.

Met kalende mensen win je de oorlog niet

Op mijn stoep staan kalende mensen. Ze roepen wat, maar wat hoor ik niet. Ze houden een geel flesje omhoog en stampen met hun voeten op de stoep.
Ze hebben schoenen aan.
Ik vraag me af wat er in het gele flesje zit. Een wapen misschien.

Met kalende mensen win je de oorlog niet.

woensdag 7 oktober 2009

Inbreken

Als je natte schoenen hebt, kun je nooit een goede inbreker zijn.
Of je moet sokken over je schoenen doen, om het piepen tegen te gaan. Bijvoorbeeld van die dikke sokken met noppen aan de onderkant, die vrouwen wel eens dragen als ze met een kop thee in een trainingsbroek op de bank televisieprogramma's over meisjes die supermodellen willen worden aan het kijken zijn.
Je kunt je schoenen natuurlijk ook uit doen, bij de deur achterlaten van de plek waar je inbreekt. Al ben je dan waarschijnlijk in het nadeel wanneer diegene waar je bij inbreekt liever niet heeft dat je bij hem of haar inbreekt en je achterna komt met een riek.
Of een koekenpan.
Als je natte schoenen hebt, kun je misschien beter alleen inbreken op plekken waar vloerbedekking ligt.
Of alleen inbreken in bossen, raadde een vriend me aan.

zondag 5 juli 2009

Raden

De premier van ons prachtige land keek vanaf het balkon van zijn ambtswoning naar beneden. Zijn volk krioelde en juichte onder zijn voeten. "Geert!" riep het volk naar zijn premier. (Het volk mocht zijn premier bij de voornaam noemen.) De premier was een man van het volk, hij verkeerde met hen op voet van gelijkheid, daar veranderde de hoogte van het balkon van zijn Rotterdamse stadspalazzo niets aan. "Geert!" riep het volk der Nederlanden, "Geert! Wat denken wij?" De premier sloot enkele seconden zijn ogen. Hij nam zijn taak als stem des volks serieus. Met een ruk opende de premier zijn ogen en riep met gestrekte armen over de massa uit: "Rocaille!". Het volk barstte in een luid gejoel uit. Ongelooflijk! Weer had Geert het goed geraden. Deze ochtend had hij ook al Peniskoker, Indiaantje, Terminator 2, Jeltje van Nieuwenhoven, Terschelling, Patatje Met en Kamperfoelie goed geraden. Wat een leuk spel, dit konden zowel Geert als het volk de hele dag wel spelen. “Wat een feest van herkenning!” riepen zowel Geert als het volk gelijktijdig uit, waarna schokgolven van liefde het G.W. Burgerplein overspoelden.

zaterdag 4 juli 2009

PC-Onthooft-Prijs 2009

Ik kreeg net een mailtje waarin stond dat ik de PC-Onthooft-Prijs 2009 - een literaire prijs van het satirische studentenblad Propria Cures - gewonnen heb voor mijn stukje 'Nico'.
Het zou tijd worden dat ik eens een literaire prijs won! Ik heb immers al vijf stukjes geschreven in mijn leven. Zes, als we dít stukje meetellen.
Ik verwacht bij de tiende minstens de Nobelpijs voor de Literatuur of voorpaginaatje Volkskrant.

dinsdag 9 juni 2009

Nico

Met een knalrode kop van de inspanning zit Nico Dijkshoorn achter zijn laptop. Door de werkkamer van zijn rijtjeshuis in Amstelveen gonst de muziek van het zoveelste hippe bandje. Vier sterren in de OOR! Mooi vindt Nico de muziek van het hippe bandje niet, maar oud en versleten gevonden worden vindt Nico nog erger. Hij heeft al zoveel tijd verspild in de bibliotheek.
Even doorbijten dus maar.
Nico verplaatst zijn gedachten van de muziek naar het lege scherm van zijn laptop. Hij moet een stukje schrijven. Het onderwerp weet hij al. 'Vroeger'. Nico gaat een stukje over vroeger schrijven en over hoe alles toen beter was. Nu alleen nog een kapstok vinden. Zal hij over de veters in de voetbalschoenen van Sjaak Swart schrijven, die Sjaak zelf moest betalen? Ha, kom daar nu nog maar eens om, met die verwende voetballers van tegenwoordig. Of zal hij schrijven over Rinus Michels die een keer een voetbal opat omdat hij dacht dat het een biefstuk was? Om in vorm te komen schrijft Nico snel een gedicht, een gedicht dat hij later die avond voor zal lezen op de televisie in De Wereld Draait Door:

Het Ego

Van Matthijs


Is zo Groot


Als We Het


Vangen


en


Doden


en


Opbakken


Kunnen We


Er een Jaar


Van Eten


In Deze


Tijden


Van

Crisis


Succes verzekerd. Zelfs Matthijs zal lachen, weet Nico. Matthijs beseft als geen ander hoe dol de Nederlander is op beroemdheden met zelfspot. Zelfspot tonen kan wonderen betekenen voor je bankrekening.
Snel tikt Nico zijn column af. Iets over vroeger, een overdrijvinkje er in, een vergelijking met nu en hij noemt Mart Smeets een keer. Dat zal hem leren niet om Nico te lachen.
Terwijl de cd van het hippe bandje afgelopen is, gaat Nico even op zijn schrijversbankje liggen. Net zo één als Harry Mulisch heeft. Dat heeft Nico eens gelezen in een tijdschrift. Zelf staat Nico de laatste tijd ook vaak in tijdschriften. Hij schrijft stukken en geeft interviews af. Daar is Nico trots op. Hij vindt het leuk om eindelijk erkenning te krijgen voor zijn schrijverschap. Nico pakt één van de tijdschriften en scheurt het interview met hemzelf eruit. De rest van het tijdschrift gooit hij in een hoek. Één voor één legt hij de blaadjes over zijn lichaam. Een deken van zijn eigen zinnen bedekt hem. Dan valt Nico Dijkshoorn in een tevreden slaap. Hij slaapt alsof hij weer vier jaar oud is.

vrijdag 29 mei 2009

Een sprookjesprins met Aids

(...Op deze plek komt een verhaal over een sprookjesprins met Aids...)

zondag 24 mei 2009

Succes

Als wij Nederlanders ergens een hekel aan hebben, dan is het wel aan succes. Meer nog, aan andere mensen die wel succes hebben. Die ogenschijnlijk iets gemaakt hebben van hun leven. Wij zijn het soort volk dat expres zijn hoofd omdraait als we een mooie auto op straat zien rijden. Dan gunnen we de eigenaar niet dat er naar zijn auto gekeken wordt. Door ons.
Dat wat te groot en te succesvol wordt willen wij Nederlanders vernietigen. Wij vallen altijd voor de loser, de sukkel, de schlemiel die het net niet redt. Mocht het Nederlands Elftal, misschien wel de grootste mislukking uit onze landsgeschiedenis, ooit daadwerkelijk een prijs halen, de Oranje hordes zouden afdruipen. Het feest is voorbij. Met succes willen we niets te maken hebben. We willen ons herkennen in de mislukking. En de rood-wit-blauwe schmink van onze dikke gezichten huilen.
De helden die wij Nederlanders als Volkshelden vereren moeten helden in opkomst zijn. Arrivés kotsen wij uit. Mannen als Freek de Jonge en Johan Cruijff zetten wij graag op hun plaats. Zetten ze weg als oude gekken. Wij zien onze grote mannen graag vallen. Pas als ze op de grond liggen, kunnen wij ons weer in hen herkennen.
De volgende volkshelden die vallen zullen Matthijs van Nieuwkerk, Fokke & Sukke en GeenStijl zijn. Te groot geworden, te alomtegenwoordig. Daar houden wij niet van. Als ze een moment van zwakte tonen, dan maken wij Nederlanders daar gebruik van en zullen hen van het voetstuk trappen waar wij ze zelf opgehezen hebben . GeenStijl als eerste. Hun ooit zo stevige vuist is een slap en wuft handje geworden. Hun knieën knikken voor reclameinkomsten. De blaffende boodschap verworden tot een zacht en clichématig gekef. De ooit zo gevreesde en scherpe Rutger is die gekke ome Rut van de televisie geworden. Daar zijn we niet meer bang voor, daar gaan we lekker gek mee doen. Wij Nederlanders. Hand in hand.

Dier (1)

Vanaf het moment dat een jong dier mijn verse ontlasting als zijn natuurlijke habitat koos, is mijn relatie met hem stroef geweest. Het beestje dat ik in mijn ochtendbehoefte aantrof was een babygiraffe die, zoals ik later ontdekte, Michiel heette. Nadat ik op het toilet gezeten de poep in ferme keutels uit mijn darmen liet vallen, voelde ik plots een vreemde kriebel aan mijn achterste. Hoewel ik eerlijk moet bekenen dat de sensatie me aanvankelijk niet onaangenaam aanvoelde, won mijn nieuwsgierigheid het van het genot en draaide ik mijn hoofd naar achteren toe. De blik gericht op mijn achterwerk. In de toiletpot lag, ietwat opgevouwen, een zeventig centimeter hoge babygiraffe. Zijn kleine, nog niet volgroeide horens drukten brutaal tegen mijn billen aan. Hoewel een lastige stoelgang mij niet vreemd was, kon ik mij niet herinneren ooit eerder een levend dier uitgepoept te hebben. Het beestje keek mij met een betrapte blik aan terwijl het zijn kop langzaam naar achteren bewoog. Weg van waar hij vandaan kwam. Met een lange, blauwige tong begon de babygiraffe de restjes poep van zijn vacht te likken. Ondertussen verloor hij mij niet uit het oog. Langzaam tastte ik naar mijn anus, om te controleren of het uitscheiden van het beestje schade achter had gelaten. Oef. Alles intact. Ik besloot op te staan en door te trekken. De giraffe reageerde hier niet op en ging onverstooorbaar door met het zichzelf schoonlikken. Na een paar keer drukken verdween het beest door de afvoer van mijn toilet. Ik was weer alleen met mijn toilet. Ik kuisde mijn reet en dacht na over wat ik gisteren gegeten had. Gebakken aardappels. Bloemkool. Een groenteschijf. Niets waar je een giraffe van in je ontlasting krijgt, lijkt me.