zondag 24 mei 2009

Dier (1)

Vanaf het moment dat een jong dier mijn verse ontlasting als zijn natuurlijke habitat koos, is mijn relatie met hem stroef geweest. Het beestje dat ik in mijn ochtendbehoefte aantrof was een babygiraffe die, zoals ik later ontdekte, Michiel heette. Nadat ik op het toilet gezeten de poep in ferme keutels uit mijn darmen liet vallen, voelde ik plots een vreemde kriebel aan mijn achterste. Hoewel ik eerlijk moet bekenen dat de sensatie me aanvankelijk niet onaangenaam aanvoelde, won mijn nieuwsgierigheid het van het genot en draaide ik mijn hoofd naar achteren toe. De blik gericht op mijn achterwerk. In de toiletpot lag, ietwat opgevouwen, een zeventig centimeter hoge babygiraffe. Zijn kleine, nog niet volgroeide horens drukten brutaal tegen mijn billen aan. Hoewel een lastige stoelgang mij niet vreemd was, kon ik mij niet herinneren ooit eerder een levend dier uitgepoept te hebben. Het beestje keek mij met een betrapte blik aan terwijl het zijn kop langzaam naar achteren bewoog. Weg van waar hij vandaan kwam. Met een lange, blauwige tong begon de babygiraffe de restjes poep van zijn vacht te likken. Ondertussen verloor hij mij niet uit het oog. Langzaam tastte ik naar mijn anus, om te controleren of het uitscheiden van het beestje schade achter had gelaten. Oef. Alles intact. Ik besloot op te staan en door te trekken. De giraffe reageerde hier niet op en ging onverstooorbaar door met het zichzelf schoonlikken. Na een paar keer drukken verdween het beest door de afvoer van mijn toilet. Ik was weer alleen met mijn toilet. Ik kuisde mijn reet en dacht na over wat ik gisteren gegeten had. Gebakken aardappels. Bloemkool. Een groenteschijf. Niets waar je een giraffe van in je ontlasting krijgt, lijkt me.