zondag 14 februari 2010

Zeggen

De televisie zegt me dat ik tegen mijn ouders moet zeggen dat ik van ze houd. Zo zijn wij niet. Wij zeggen dat soort dingen niet. Waarom weet ik niet. Ik vraag aan mijn ouders waarom niet.
Mijn ouders weten het ook niet. Wij zeggen dat soort dingen niet, zeggen ze.
Maar het is wel zo, zeggen ze.
Zullen we het dan maar zeggen? Dat is goed. Zij eerst, ik eerst? Ik eerst. Ik zeg tegen mijn ouders dat ik van ze houd. Zij zeggen dat ze van mij houden.
De volgende dag zegt de televisie dat ik dichter bij mezelf moet blijven.