zondag 12 mei 2013

Boterbloemen

Ik loop van mijn huis naar mijn atelier. Het is zondagochtend. Ik heb geen kater. Ik heb gisteravond de muren van mijn nieuwe huis geverfd. Ik heb een nieuw huis, het is mijn vijfde huis in zes jaar tijd, ik woon er nog niet. Ik ben niet iemand die graag verhuisd, ik wil dat alles, altijd, hetzelfde blijft, maar de wereld beweegt en ik beweeg mee. Ik heb gisteravond tijdens het verven een blikje bier gedronken, het duurde drie uur voor het blikje leeg was. Mijn nieuwe huis heeft veel muren. Mijn nieuwe huis bevindt zich precies tussen mijn oude huis en mijn atelier. Daar gaat mijn lichaamsbeweging.
Ik loop door mijn nieuwe buurt, een buurt met brede straten. Er ligt geen afval op de grond. Een vrouw zet de groene bak buiten. Volgens mij mag de groene bak officieel nog niet buiten staan. De vrouw draagt een beige badjas. Ze roept dat ze het zat is, dat ze het helemaal zat is. De vrouw zet de groene bak aan de rand van de stoep neer. Ik doe alsof ik haar niet hoor. Ik wil geen gesprek met de vrouw beginnen, ik houd de mensen graag op afstand. De deur van de vrouw staat open, ik kijk naar binnen. In de gang van haar huis staat een paard van papier-maché. Het hoofd van het paard is naar de deur gericht. Het is een paard op ware grootte. Het paard is van bobbelig wit papier gemaakt en heeft twee zwarte ogen. Ik loop door, ik weet niet of de vrouw haar huis binnen gaat en wat er verder allemaal gebeurd.
Ik loop langs een parkje. De lente is begonnen, de bloemen werken mee en bloeien boven de grond. Ik zie narcissen en paardenbloemen en krokussen, alleen boterbloemen zie ik niet. Wat is er met de boterbloemen gebeurd? Ik zie ze nooit meer. Het is lang geleden dat ik een boterbloem in mijn handen heb gehad en mijn vingers langs de vette gele bladeren liet gaan.