zaterdag 17 augustus 2013

Lowlands

Mathijs Leeuwis en ik mochten op Lowlands optreden, een hele eer. De laatste keer dat ik op Lowlands was, was tien jaar geleden. Terwijl de xtc begon te werken, liep mijn toenmalige vriendin bij me weg. Ik dacht dat ze gewoon sociaal was, en me de ruimte wilde geven om drugs te gebruiken, maar later bleek dat ze het gewoon wilde uitmaken.
Inmiddels gebruik ik geen drugs meer, helaas. Inmiddels sjouw ik een drankbuik van zeker twintig kilo mee. Het is een ronde, harige buik met hier en daar een deuk. Altijd als ik een andere man met een dikke buik zie, wil ik zeggen: 'Mag ik u complimenteren met uw prachtige buik?'. Maar dat doe ik eigenlijk nooit.
Mathijs Leeuwis en ik hebben een literairmuzikale theatershow geschreven. Ik vertel verhalen en Mathijs zingt liedjes, we hebben alle verhalen en liedjes zelf bedacht.
We hadden verwacht dat er vijf mensen zouden komen, waarvan we er drie kenden. Het viel mee, er waren zeker zeventig mensen in de tent waar we optraden. Een meevaller van jewelste.
We begonnen de show met het liedje ‘Niets’. Ik heb de woorden bedacht, Mathijs de muziek. Daarna klapten de mensen en zei ik dit:

‘Hallo. Wij zijn Mathijs Leeuwis en Joubert Pignon. We hebben voor jullie een literairmuzikale voorstelling gemaakt: Waar beren drinken. We gaan hem niet spelen. Het is een kwestie van timing. Niet alles is geschikt voor iedere plek. Ik zal wel nog even een korte samenvatting van de voorstelling geven:
Meisje gaat dood. Clown denkt dat het zijn schuld is.
Nu we er toch zijn, kunnen we net zo goed wat verhaaltjes voorlezen en wat liedjes spelen. Anders zitten jullie een half uur naar een leeg podium te kijken.
Op mijn blaadje staat dat ik nu heel dramatisch de voorstelling moet verscheuren.’

Ik hield de blaadjes waar de voorstelling op stond uitgeprint in de lucht en verscheurde de voorstelling. Daarna speelde Mathijs zijn vijf beste liedjes en las ik mijn vijf beste verhalen voor. Na afloop kregen we een applaus van vijfentwintig seconden. Ons opportunisme werd beloond.

Backstage stopten we onze tassen vol met blikjes bier en vers gesmeerde broodjes. We gingen het festivalterrein op, bij de collega’s kijken.

Veel festivalbezoekers dragen oordoppen in. Een vreemd fenomeen op een festival dat voornamelijk om het luisteren naar geluid draait. Gaan die mensen ook met een zonnebril op naar de film? Plakken ze een oog af als ze televisie kijken? Steken ze hun achterband lek als ze een stuk gaan fietsen? Gaan ze eerst heel veel eten voordat ze naar een restaurant gaan? Trekken ze zich af voordat ze met hun vriendin naar bed gaan? Wassen ze zich voordat ze onder de douche gaan? Smeren ze Tipp-Ex op een boek voordat ze het gaan lezen?
Ik begreep van technici waar ik op Lowlands mee sprak dat ze, doordat zoveel mensen oordoppen dragen, de muziek steeds harder moeten zetten.

De zangers van de bands die we zien leggen hun haar per nummer zeven keer in een andere scheiding. Ik zie opwindende vrouwen rondlopen die hun ordinaire buiken over hun groene bikinibroekjes laten hangen. Een man in een paardenpak wordt door een man met een opblaashamer op zijn kop, ik bedoel zijn hoofd – een paard heeft een hoofd, gemept. De mensen plassen met hun geslachtsdelen uit hun broek tegen reclameborden en roepen ondertussen ‘Lowlands! Lowlands!’
Ik zie veel mensen met tatoeages lopen. Ze zitten over hun hele lichaam. Als er een reden is om nog veertig jaar te blijven leven is het wel om te zien hoe de mensen met tatoeages er over veertig jaar uitzien. Mensen met tatoeages zijn ultieme conservatieven. Ze weten zeker dat hetgene wat ze nu mooi vinden, ze voor altijd mooi vinden. Het lijkt me niet prettig om voor altijd het kapsel te hebben dat ik had toen ik vier was. Ik zou niet meer de broek willen dragen die ik droeg toen ik veertien was. Ik zou niet meer naar de muziek willen luisteren die ik luisterde op mijn twintigste.
Een man met tatoeages zit in zijn neus en smeert zijn snot aan zijn tatoeages af.
Op Lowlands is de mens eindelijk waarlijk vrij en leer ik dat de mens niet om kan gaan met vrijheid.

Mijn vriendin en ik mogen drie dagen blijven, maar we blijven een dag. Ik heb een opdracht binnen gekregen, ik kan de vijftig euro goed gebruiken, en zondag moeten Mathijs en ik ‘Waar beren drinken’ spelen op Noorderzon in Groningen. Backstage zoeken mijn vriendin en ik de bus terug naar Lelystad, stad van verderf. Iedere medewerker waar we de weg aan vragen wijst ons een andere kant op. Het is natuurlijk gaan regenen. Als we de bus naar Lelystad eindelijk gevonden hebben en in de bus zitten, stapt de chauffeur de bus uit. Hij trekt zijn jas aan en loopt door de regen in de richting van het festivalterrein. De bus is voor de helft gevuld. Niemand zegt iets.