vrijdag 3 januari 2014

Kerstconcert

Een tijd geleden interviewde ik pianist Wibi Soerjadi voor het tijdschrift Nieuwe Revu. Na afloop van het interview nodigde Wibi Soerjadi me uit om naar zijn kerstconcert in het Concertgebouw te komen. Ik nam de uitnodiging aan. Journalisten mogen geen cadeautjes aannemen. Gelukkig ben ik geen journalist, ik ben een man van fictie. Ik heb zelfs mijn eigen bestaan verzonnen. De kaartjes zouden bij de kassa klaarliggen. Ik mocht mijn vriendin meenemen.
Aan het Concertgebouw wapperen grote wimpels met foto’s van Wibi Soerjadi erop.
We melden ons bij de kassa en ik noem mijn naam. ‘Miesjong?’ vraagt de man achter de kassa. ‘Pignon,’ zeg ik, ‘P, i, g, n, o, n.’ ‘Pilon?’ vraagt de man. Hij bladert door klaarstaande enveloppen. Mijn naam staat op geen enkele envelop. Ik begin te zweten. Ik zeg dat Wibi kaartjes voor ons zou neerleggen. Ik zeg dat ik Wibi heb geïnterviewd en dat hij kaartjes voor ons zou neerleggen. De man vraag of ik een kaartje heb. Ik zeg dat Wibi kaartjes voor ons zou neerleggen. De man vraagt of ik een kaartje met mijn naam er op heb. Ik zeg dat ik dat niet heb. De man scheurt twee kaartjes voor ons af. Hij geeft ze.

Het is druk. We lopen naar boven, we hebben plaatsen op het balkon. We zitten in het midden van de rij. Mijn vriendin zegt dat alles altijd misgaat, maar dat het daarna altijd goed komt. Ik zeg dat het fijn zou zijn wanneer eens iets een keer goed zou gaan zonder dat het eerst mis ging.
Onder onze stoelen ligt een paar sleutels. Ik wil de sleutels met mijn voeten onder een andere stoel schuiven zodat wij kunnen doen of we de sleutels niet gezien hebben en niet allemaal oplossingen moeten bedenken. Mijn vriendin pakt de sleutels. Aan de sleutels zit een wit label met een mobiel nummer er op. Mijn vriendin stuurt een sms naar het nummer. Ze schrijft dat we sleutels gevonden hebben. Mijn vriendin loopt naar een zaalwacht toe, een halve rij moet opstaan (‘pardon’, ‘pardon’) en geeft hem de sleutels. Ze loopt weer terug naar onze stoelen. De halve rij (‘pardon’, ‘pardon’) moet weer opstaan.

Het concert begint bijna. Een enthousiaste man met een microfoon komt op. Hij zegt dat we mogen doen wat we willen, zolang het maar met geluid maken te maken heeft. We mogen klappen en joelen zoveel als we willen. We mogen geen opnames maken.
Wibi Soerjadi komt op in een groen Robin Hood-pak. Hij buigt naar alle kanten. We klappen en joelen. Wibi begint te spelen op zijn piano. Tegenover ons, achter het podium, zijn ook tribunes. Op een van de tribunes zit een vrouw die met haar mobiele telefoon het hele concert filmt. Er zit een felle lamp op haar telefoon. Ik kan alleen maar naar de felle lamp kijken. Soms hoor ik mensen klappen. Dan kijk ik naar het podium en zie ik Wibi Soerjadi achter zijn piano zitten met zijn vuisten in de lucht. Iedere keer als een liedje afgelopen is, steekt Wibi zijn vuisten in de lucht, zodat de mensen weten dat het liedje afgelopen is. Na het concert zet de filmende vrouw haar mobiele telefoon uit en knuffelt ze het kind dat naast haar zit. De mensen gaan staan, ze klappen en joelen. Ik sta ook op. Mijn vriendin vraagt me wat ik van het concert vond. Ik zeg dat ik daar eigenlijk niet zo op heb gelet.